Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

 

Artikel 64 Aanvraag van de uitkering
1
Het UWV stelt op aanvraag vast of recht op een uitkering op grond van artikel 47 of artikel 54 ontstaat.
2
Het UWV stelt de verzekerde van de mogelijkheid van het doen van een aanvraag schriftelijk in kennis uiterlijk 20 maanden na aanvang van de wachttijd. Indien artikel 24, derde lid, van toepassing is doet het UWV deze kennisgeving bij de bekendmaking van de in dat artikellid bedoelde beschikking. Het UWV verstrekt aan de werkgever een afschrift van de kennisgeving bedoeld in de eerste en tweede zin.
3
De verzekerde doet zijn aanvraag uiterlijk dertien weken voor afloop van de wachttijd of indien toepassing is gegeven aan artikel 24, derde lid, dertien weken voor afloop van het in dat lid bedoelde verlengde tijdvak.
4
Indien het UWV de in het eerste lid bedoelde aanvraag afwijst omdat een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d of e, van toepassing is maakt het UWV melding van de mogelijkheid tot het doen van een nieuwe aanvraag alsmede van de termijn waarbinnen een nieuwe aanvraag dient te worden gedaan.
5
Indien het vierde lid van toepassing is doet de verzekerde zijn nieuwe aanvraag binnen de op grond van dat lid door het UWV aangegeven termijn.
6
Een aanvraag wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien het UWV de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid niet heeft gedaan dan wel indien bij een latere kennisgeving dan bedoeld in het tweede lid of vierde lid de aanvraag wordt ingediend binnen vier weken nadat deze kennisgeving is ontvangen.
7
Indien het UWV toepassing geeft aan artikel 25, negende lid, of artikel 26, derde lid, tweede zin, wordt de behandeling van de aanvraag opgeschort.
8
Het UWV hervat de behandeling van de aanvraag in ieder geval:
a
indien het UWV heeft vastgesteld dat de tekortkoming, bedoeld in artikel 25, negende lid, of artikel 26, derde lid, is hersteld;
b
op verzoek van de werknemer in verband met de beƫindiging van zijn dienstbetrekking; of
c
tenminste zes weken voordat het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, of artikel 26, derde lid, van 52 weken is verstreken.
9
Artikel 25, vijftiende lid, is van overeenkomstige toepassing op de situatie, bedoeld in het achtste lid, onderdelen b en c.
10
Indien de toepassing van het eerste lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het UWV bevoegd het recht op een uitkering op grond van deze wet ambtshalve vast te stellen.
11
Het recht op een uitkering op grond van deze wet kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor 52 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. Het UWV kan voor bijzondere gevallen van de eerste zin afwijken.
12
Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die door de verzekerde bij de aanvraag worden verstrekt.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •